WAT IK HOORDE EN ZAG (uit de oude doos)

HET VAK VAN PREDIKANT

 

Hoe ondankbaar in dit land is het vak van predikant

Altijd eist men van zo'n knaap zeven poten aan een schaap

 

In het geestelijke werk, moet hij vaardig zijn en sterk

doch, daarnaast , de dienst des Heren vakbekwaam organiseren

 

Gaat hij veel op huisbezoek, "dominee leest nooit een boek";

Maar studeert hij nog steeds verder is hij leraar maar geen herder

 

Als hij in de kerkenraad, zich bescheiden gelden laat

Dan is de weleerwaarde man "een dictator, een tiran"

 

Maar wanneer hij daarentegen ieder lid van dit college

in zijn waarde laat, verluidt: "er gaat weinig van hem uit".

 

Als hij thet leven ernstig neemt, is hij stijf en "wereldvreemd"

Is hij vlot bij spel en sport. komt hij ''waardigheid'' tekort.

 

Streeft hij met de beste intentie, naar wat kansel-eloquentie

men weet smalend te vertellen dat hij zich staat aan te stellen,

 

Zo hij met angstvalligheid alle retoriek vermijdt

is de goede man voorzeker saai en droog en geen goed spreker

 

Legt hij zich met mate toe op liturgie," heet Rooms gedoe":

maar zo niet dan heeft hij weer, " geen gevoel voor stijl en sfeer".

 

Is hij voluit theoloog, prompt zegt men: "hij grijpt te hoog"

Tracht hij populair te spreken, men zegt: "praatjes maar geen preken".

 

Weegt bij hem een enkele keer. 't leven zwaarder dan de leer

hem dit scherpe vonnis wacht: "etisch"  "dierbaar" en "halfzacht".

 

Wil hij vrome volk vergaderen, rond de leer der Dorsdtse vaderen,

treft hem stelliog dit verwijt, dat het hart er scha bij lijdt.

 

Werkt hij echter op de stoel op het innerlijk gevoel,

heel het kerkelijk publiek zegt misprijzend: "vaag mystiek".

 

Als hij wijsheid heeft vergaard, uit de leer van Karel Baarth,

klinkt hem tegen: "geeft gij zo de genade niet cadeau?"

 

Legt hij somtijds in zijn lering een accent op de bekering,

ach dan is het toch weer mis, wijl zulks "methodistisch" is.

Is hij scherp in zijn reactie op Anselmis satisfactie.

dan doet hij zo wordt gemord de Gerechtigheid te kort.

 

Wat hij laat of wat hij doet nooit en nimmer is het goed,

Ten alle tijd rust op zijn werk, 't kritisch oog van volk en kerk.

 

Daarom: heil de predikant, die 't klinkt vreemd in dit verband

heel dit heksenwerk verricht met een opgewekt gezicht.