De Zonnige Hoek

zondag 10 april 2011

JOB IN DE LIJDENSTIJD (2)

Al zijn kinderen zijn in één dag omgekomen

En ook het vee en huis zijn van hem genomen

Het was moord met voorbedachte raden

Nu zou het goede wel bezwijken voor het kwade

 

De vijanden, de stormramp en het bliksemvuur

Leken de daders ter elfde uur

En de satan bleef op de achtergrond

Wreef zich in de handen, de zaak was rond

 

Maar wat de satan dacht, gebeurde niet

Job klielde in aanbidding met zijn verdriet

En deze uitspraak is op zijn lippen gekomen

"God heeft gegeven, God heeft genomen".

 

Zijn vrouw vond het leven nu een hel

Zei : "Jpb zwijg toch stil en zeg God vaarwel"

Maar Job zei: " ik kan deze uitspraak verachten

We hebben het goede als het lwade te verwachten"

 

Maar de satan kwam weer in het verweer

Jobs gezondheid moest eraan dit keer

Zij huid bedekt met zweren, omooglijk om te zien

Zou hij nu God  vaarwel zeggen misschien?

 

Maar al gaf dit lijden onnoemelijk veel verdriet

Job zondigde met zijn lippen niet

Met een potscherf krabde hij zijn wonden

Wie had dit leed naar hem gezonden?

 

"Waarom o God moet ik dit lijden ondergaan

Zo is het met mijn leven weldra gedaan

In het graf zal ik straks  nederdalen

O God, waar kunt U dit toch op verhalen?"

 

Bitter werden zijn woorden nu in de ellende

Bleef zich tot God toch om bescherming wendde

"O God, wil toch naar mij horen

Waarom ben ik toch geboren?"

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage