IK TEL TOT TIEN, WIE NIET WEG IS WORDT GEZIEN
Er waren eens tien christenen in de kerk
Zij dachten, dit is het goede werk
Eén twijfelde, was met het geloof verlegen
Vertrok, toen waren er nog maar negen
Er waren negen christenen in de kerk
Eén vond de prediking wel halfzacht
Vertrok, toen waren er nog maar acht
Er waren acht christenen in de kerk
Eén vond er weinig te beleven
Vertrok, toen waren er nog maar zeven
Er waren zeven christenen in de kerk
Eén vond het modern geklessebes
Vertrok, toen waren er nog zes
Er waren zes christenen in de kerk
Eén vond het liturgisch veel te stijf
Vertrok, toen waren er nog vijf
Er waren vijf christenen in de kerk
Eén vond het kerkgaan geen plezier
Vertrok, toen waren er nog vier
Er waren vier christen in de kerk
Eén zei: ik vind een christen geen genie
Vertrok toen waren er nog drie
Er waren drie christenen in de kerk
Eén zei: met zo'n aantal doe ik miet mee
Vertrok, toen waren er nog maar twee
Er waren twee christenen in de kerk
Eén klaagde steen en been
Vertrok, toen was er nog maar één
Er was nog één christen in de kerk
Die voelde zich toen heel alleen
En keek vertwijfeld in het rond
"Mijn God, waar moet ik heen?"
Keek en zocht op alle wegen
Vond na veel zoeken nummer negen
En toen deze werd gevonden
Had deze spijt, beleed zijn zonden
Zei zacht: ik ga op zoek naar nummer acht
En met nummer acht zochten zij nummer zeven
Deze was er ook wat mee verlegen
En zei: nu geen geklessebes
Wij gaan op zoek naar nummer zes
Nummer zes werd weldra gevonden
Ook deze beleed weldra zijn zonden
Maar hij zei, nu wat stijf
We gaan op zoek naar nummer vijf
Nummer vijf werd nu gevonden
Zei nu verder geen gemier
We gaan op zoek naar nummer vier
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage