Deze titel in een kerkblad deed mij herinneren aan een voorval wat ik een keer (in 1967) meegemaakt heb en verwoord heb in rijmvorm.
Op een mooie zomerdag waren wij al vroeg met de trein vertrokken.Niet naar gewoonte, ik wil niet jokken.
Wij hadden best een goed gevoel,van het Noorden naar het Zuiden was ons doel.
In het Zuiden kwam de voorziier van het schoolbestuur ons halen van de trein, omdat wij daar 's middags te gast zouden zijn.
Het was een welkomstbezoek, wat erin ging als koek.Netjes in de kleren. haar gekapt en goed geschoren, voelden wij ons als herboren.
We genoten in de trein van de prachtige natuur, maar na een paar uur , pakte ik mijn broodtrommeltje uit mijn tas. Ik was daar best mee in mijn sas.
"Fred wil jij er ook één" "Nee" zei Fred, toen at ik maar alleen.
Wat was namelijk het geval geweest, wel ik was bevreesd dat ik niet aan mijn trekken zou komen, had daarom mijn broodtrommeltje meegenomen.
Maar Fred voelde daar niet voor en vond dit overdreven hoor.
Hij dacht dat zijn gastheer ons zou tracteren en echt die gedachte wilde ik weren. Ik zei," e kunnen wel net hebben gegeten" en dit heb ik wel geweten, hoewel ik genoot van mijn portie brood. Het brood van Fred nam ik er ook bij en ik was blij.
Na enige tijd stopte de trein in Breda , Fred stapte eruit en ik volgde hem na.
Daar stond onze gastheer en onze gastvrouw ons al op te wachten.
"Een goede reis gehad?" ''Jawel" zei Fred "en helemaal geen klachten".
"Nu jullie zullen wel honger hebben en daar wilde wij wel eer mee inleggen, wat denk je van een etentje in het Oranjehotel?"
Fred nam het woord en zei: "Ja, dat willen we wel".
Ik voelde me wat ontdaan , waarom was ik niet op de wijze raad van Fred ingegaan? en liep gedwee als een kuddedier mee.
Weldra waren we in gesprek en de sfeer was lang niet gek.
Toen we de menukaart kregen, voelde ik me wel verlegen.
Maar weldra was de keus gedaan en konden we eten gaan.
Maar tot grote verbazing van de gastheer wilde ik niet voor een tweede keer.Mijn boterhammen zaten me nog zwaar op de maag en dit bekennen deed ik niet graag.
Toch sprak wel mijn geweten, , want na het eten zei de gastheer tegen mij, "u bent wel bescheiden en daarmee ben ik blij".
Toen werd ik zo rood als een biet, want echt bescheiden was ik niet.
En deze biecht heb ik hierneer gezet, omdat ik dus ook weleens op het verkeerde paard heb gewed.
En ik zeg het hier maar even, "deze euveldaad is mij vergeven.
En ik ben nu blij dat ik elke dag weer beginnen mag met een schone lei".
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage