DE EERSTE DISCIPELEN VAN JEZUS
Jezus had veel navolgers in het gebied waar hij rond reisde.
Hij had ook iets wat verwondering opwekte.
En waar Hij over sprak was niet alledaags.
Het ging over het hemels koninkrijk
Hij wilde nu aan
iedereen vertellen dat God de mensen
lief had. En dat er een andere tijd zou aanbreken
Daarom had God ook Jezus gezonden.
Het was nu net of God zelf op aarde woonde.
Het was dus een blijde boodschap
Maar als Jezus er aan dacht hoeveel mensen er waren
Dan begreep Hij dat Hij al dat werk niet alleen kon doen.
Hij moest mensen hebben om Hem te helpen
Op een morgen liep Jezus aan de oever van een meer
Hij keek naar het water waarop vissersboten lagen.
Vlakbij de kant waren twee vissers aan aan het werk.
Zij heten Simon (later Petrus geheten) en Andreas.
Jezus zag dat zij hun netten uitwierpen.
Jezus bleef staan en zei:
Kom volg mij en laat uw netten liggen.
Ik zal jullie mensen helpen te vangen.
Daar bedoelde Hij mee: Jullie moeten mensen winnen voor
het Koninkrijk van God.
Zij lieten hun netten liggen en volgden Jezus.
Een eindje verderop
zag Jezus twee andere broers.
Jacobus en Johannes
Met hun vader Zebedeus.
Zij zaten in de boot hun netten te repareren.
Toen Jezus hen ook riep, gingen ook zij mee met Jezus.
Hun vader lieten zij achter.
geloofden dat Jezus d e beloofde Messias was,
De lang verwachte verlosser.
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage