WIE VAN U ZONDER ZONDE IS…
Gevloekt, gehoond, gesleurd met slijk bedekt
Haar kleed gescheurd ,heur haren losgereten
Zo kwam zij tot de Meeste, Die, gezeten
Verwonderd opzag uit
diep gepeins gewekt
En al die Joden, krijsend, spuwend, dringend
Zich door en om elkander henenwringend,
Bedreigden en met vuisten ballend
De vrouw die op haar knieen was gevallen
En met het hoofd gebogen in haar handen
Het stenigen dat zij verdiend had , wachtte
Toen zag haar Jezus aan, als in gedachten
En voelde al die ogen op Hem branden
Maar hij doorzag hul listen en hun logen
En in Hem welde oneindig
mededogen
Met al hun laagheid al hun onverstand
En schrijvend schreef Hij woorden in het zand
Maar hoger, hoger klom hun lust tot moorden
Zij riepen: “Stenigt haar naar Mozes wetten”
Wie zou die vrouw het stenigen beletten?
Toen sprak de Meester langzaam deze woorden:
Zo een van U onschuldig is, en weet
Dat hij ook heimlijk zonde deed
Daar liggen veel stenen voor de hand”…
En weder schreef Hij in het losse zand
Zij zagen op verwonderd en verlegen
Wat vreemde klanken klonken hun daar tegen
En wie een steen geraapt had liet hem vallen
Toen ging er weer één, en weer één, eindlijk allen
En toen de stilte om Hem henen viel:
“Sta op, kom tot Mij , o verdwaalde ziel
Ik spreek uw vrij, verdraag uw leed geduldig
Ga heen, getroost, voor God zijt gij niet schuldig”
A Timmerman
Uit de Nieuwe Gids.